TU Delft: Nederlandse IoT-apparaten minder besmet met virussen
Vergeleken met andere landen worden in Nederland relatief weinig Internet of Things-apparaten (IoT) besmet met virussen. Dat blijkt uit onderzoek van de TU Delft in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Staatssecretaris Mona Keijzer (CDA) schrijft daar vandaag over in een brief aan de Tweede Kamer.
Volgens het onderzoek worden in Nederland gemiddeld 125 besmettingen bij slimme apparaten gemeten per dag. Dat is laag: in Duitsland ligt het gemiddelde op 2.500 besmettingen per dag. Per 1 miljoen inwoners zijn dat dagelijks gemiddeld 30 Duitse IoT-apparaten, terwijl het er in Nederland 7 zijn. Egypte telt zelfs ruim 15.000 besmettingen per dag - 149 per 1 miljoen inwoners. Van de G12-landen scoren alleen Japan en Zwitserland beter dan Nederland.
Bij Internet of Things-apparaten kan gedacht worden aan zaken als slimme lampen, slimme thermostaten, videodeurbellen en met het internet verbonden beveiligingscamera’s. Dat soort camera’s behoren tot de meest gekraakte apparaten, samen met op een netwerk aangesloten opslagruimte (NAS).
Eén fabrikant springt eruit
Volgens het onderzoek van de TU Delft is de apparatuur van één fabrikant sinds december 2019 verantwoordelijk voor ruim 80 procent van de infecties. Namen van fabrikanten worden niet genoemd.
Het hacken van IoT-apparatuur kan gedaan worden om toegang te krijgen tot iemands gegevens. Zo kunnen kwaadwillenden meekijken met internetcamera’s die consumenten in huis hebben opgehangen. Ook kan bijvoorbeeld een slimme thermostaat worden gegijzeld, waarna criminelen losgeld eisen voor het teruggeven van de controle. In de praktijk worden gekraakte IoT-apparaten vooral gebruikt in botnets. Daarmee kunnen cybercriminelen een enorme hoeveelheid internetverkeer naar een internetdienst of website sturen, die dat niet kan verwerken en vervolgens plat gaat.
Meer weten over Huawei en Internet of Things? Klik hier.